Loopen


Lopen. De meesten van ons mensen kunnen het. We heten niet voor niets 'Homo erectus', rechtop staande mens. In die uitdrukking is dus nog geen voortbeweging te bespeuren.

We leren het als we heel klein zijn. Na als baby aanvankelijk de goedkeurende complimenten van allerlei bekende en vreemde volwassenen in ontvangst te hebben genomen over het feit dat je maar liefst rechtop kon zitten, komt er een moment dat diezelfde plek, waar je zit, je de keel begint uit te hangen. Je begint dan als baby te kruipen en/of te schuiven naar een plek waar het gras groener is.

Dat kruipen kent zoveel variaties als er baby's zijn. Veel kleine koters krijgen last van hun knietjes en schuiven zijwaarts over hun Huggy naar verdere oorden. Daarbij komt het voor. dat ouders hun kroost plotsklaps kwijt zijn, totdat ze het ontdekken achter de tafel aan het andere eind van de kamer.

Die dekselse rakker had in een keer zo een snelheid ontwikkeld met het zijwaarts Pampersprinten dat ze daar geen rekening mee hadden gehouden.

Tot nu toe was er nog geen sprake van lopen, maar deze fase van zitten en schuiven moet nu eenmaal door 'lopen' worden. Dat zitten en schuiven zullen sommigen op latere leeftijd trouwens tot een hogere kunst verheffen.

Dan komt toch echt het moment dat je als baby al zó vaak je grotere boer of zus voorbij hebt zien scheuren op twee benen, dat benjamin denkt "dat wil ik ook". De eerste keren dat hij het probeert moet hij zich als een beschonkene overal aan vast houden, waarbij papa en mama zich maar al te graag, met een brede grijns op het gezicht, als vrijwilliger aanmelden. Maar al te vaak stort het kleine mensje nog ter aarde, maar het spreekwoord is niet voor niets 'met vallen en opstaan'.

Het zou best kunnen dat in deze fase, door deze valpartijen, het type mensen ontstaat dat een hard grondige hekel krijgt aan lopen in hun verdere leven. Terwijl anderen zich niet laten kisten en er juist door gemotiveerd raken om er een schepje bovenop te doen en er moeilijk mee op kunnen houden.

Hoe dan ook, de eerste stapjes zijn gezet aanvankelijk met-, later zonder hulp. In deze fase is het duidelijkst te zien dat lopen niets meer en niets minder is dan gecontroleerd voorover vallen. Als je dat maar netjes doet dan kom je van a naar b. In een iets later stadium als de euforie bij zowel de betrokken baby, die inmiddels peuter genoemd mag worden, als zijn ouders enigszins geluwd is, gaat het kleintje de kunst verder uitbouwen door de snelheid te verhogen. Dat wil in het begin natuurlijk nog wel eens mis gaan, met botsingen en glij partijen tot gevolg, maar dat mag de pret niet drukken.

Als jongetje vond ik het leuk om te rennen. Ik deed het vaak. Bijvoorbeeld naar school. In mijn beleving ben ik nooit naar school gewandeld, maar altijd gerend. Het zal vijfhonderd meter geweest zijn. Toch vond ik het op school niet bijster leuk, maar ik rende gewoon graag. Ik merkte ook dat ik, ook weer in mijn beleving, nooit moe werd. Datzelfde merkte ik later op de fiets trouwens ook. In de buurt rende ik ook wel eens met buurjongens. Die was ik allemaal te snel af, maar toen ik op de middelbare school zat kwam ik wel degelijk mijn meerdere tegen.

Toch ben ik lopen altijd leuk blijven vinden en ging ik steeds vaker loopen, oftewel langere afstanden lopen. Ook in militaire dienst bleef ik dat doen, met als bonus vrije dagen, als je deelnam aan een wedstrijdje, hoewel ik helemaal niet zo'n competitief ingesteld iemand was.

Het lopen, of loopen(wat ten tijde van mijn grootouders nog de correcte spelling was), of hardlopen, doe ik nog steeds, 63 jaar, waarbij ik 'luister naar mijn lichaam'. Het lijkt een modekreet, maar het is echt waar heb ik gemerkt.

Onmiddellijk dringt de vraag zich op: "Oké je luistert dus naar je lichaam, maar wat hoor je dan?" Nou, dat zal voor iedereen verschillend zijn, neem ik aan, maar voor mij geldt dat ik drie verschillende stadia doormaak.

De eerste honderden meters voel ik niets. Het lijkt of mijn lijf 'niet thuis is'. Na die enkele honderden meters wordt mijn lijf 'wakker' en lijkt het te zeggen: "Hé deze drukte duurt toch al erg lang, wat zou er toch met mijn baas aan de hand zijn?" Daarna volgt er een slecht stuk, waarbij het lijf zich als een klein verwend kind gaat lopen aanstellen door te zeuren: "Stop, dit vind ik niet leuk, kappen nou. Ik ben moe.!" Als jij als baas daar aan toe zou geven, ga je dus over in wandelpas. Doe je dat niet, dan zeurt het verwende kreng nog even verder. Jij luistert ondertussen wel naar je lijf, maar je houdt je toch lekker stiekem 'doof '. Als ervaren loper weet je namelijk, dat er al bijna een nieuwe fase aan komt. En ja hoor: ongeveer een kilometer of twee verder is het gezeur naar de achtergrond gedrongen en blijft er een verbolgen murmelend lijf achter, dat nog iets mompelt van: "Nou ja baas, als jij dat dan zo graag wilt, dan zal ik het voor deze keer maar mee spelen." Zo kun je je lijf elke keer foppen trouwens.

Die nieuwe fase noemen we in de sport, met een keurige Nederlandse naam, de 'steady state'. Voor zover ik weet is er geen andere uitdrukking voor. Verklaren kun je hem natuurlijk wel: het is de toestand waarin er een stabiele situatie is ontstaan. Stabiel in de zin van aanvoer van brandstof en zuurstof en afvoer van melkzuur.

Ik heb vaak het absurde idee gehad, dat ik in een toestand van steady state, met mijn geest lekker achterover in mijn schedel naar buiten lag te kijken, terwijl onder mij, mijn lijf zijn ding deed en mij bracht waar ik heen wilde.

Alles ging vanzelf: het hartje klopte en pompte het bloed rond, mijn longen zogen zich vol en zorgden voor voldoende zuurstof. Het bloed ging rond en ging langs bij de supermarkt, de vetreserves in het lichaam, onderweg nog even wat zuurstof meenemend bij de 'luchthandel' in je longen en leverde dat keurig netjes af bij je spieren. Het bloed ging niet met lege handen weg van de spieren, maar nam 'en passant' ook nog het melkzuur in zijn boodschappentas mee.

Zo was alles keurig geregeld en leek het eindeloos door te kunnen gaan, want even later was het bloed al weer terug met nieuwe boodschappen bij de spieren en nam even zo vrolijk 'de rotzooi' weer mee.

Het is een fase waarin je alles lijkt te kunnen doen, terwijl je gecontroleerd voorover blijft vallen. Je kunt bijvoorbeeld over van alles en nog wat nadenken, plannen maken. Je kunt converseren met degene waarmee je aan het lopen bent. Dat alles doe je met het grootste gemak en ondertussen merk je dat je 'computer' feilloos berekent waar je voeten neer moeten komen om een boomstammetje, een kuil (al of niet gevuld met water) of boomwortels op een goede manier te overbruggen. Hij doet dat door je passen een fractie te verlengen of te verkorten, zo nodig iets naar links of rechts te sturen, zodat je voeten precies op het punt uit komen waardoor het looptempo het meest constant en soepel blijft. Diezelfde 'computer' zorgt er ook voor dat de schade beperkt wordt wanneer je onverhoopt onder het gebladerte die boomwortel niet zag en struikelt. Door knap geactiveerde reflexen wordt je val zo gestuurd dat je zo min mogelijk schade op loopt, waardoor je na deze ongecontroleerde val je weg weer gecontroleerd kunt hervatten.

Die steady state duurt bij niet alle lopers even lang. Gemiddeld zou je kunnen zeggen dat bij een gezond persoon die een keer in de week loopt, 'de pijp wel leeg is' na 10 kilometer. Bij iemand die twee keer per week traint, zou dat bijvoorbeeld pas na 20 kilometer kunnen zijn. Een fanatieke sportman, verslaafd aan dopamine(een beloningsstofje dat aangemaakt wordt door het lichaam bij intensief trainen), die bijna dagelijks traint, kan het gemakkelijk meer dan 40 kilometer volhouden. Er zijn zelfs gevallen bekend, de ultra lopers, die het honderden kilometers vol kunnen houden.

Alles staat of valt dus bij het getraind zijn, maar ook bij intensiteit. Als je het rustig aan doet, hou je het lang vol. Als je het heel rustig aan doet houd je het ultra lang vol, maar dan alleen als je supergoed getraind bent.

Oh ja, de laatste fase, die dus komt ná de steady state. Dat is de fase 'bek af'. Deze is bij de meeste mensen wel bekend, maar voelt bij verschillende mensen verschillend aan. Bij de een is 'bekaf' het gevoel dat je hebt, als je even gauw de post uit de brievenbus bent wezen halen en in de 'bek af'-toestand 'weer' in je luie stoel ploft. Daarbij moet duidelijkheidshalve aangetekend worden dat het niet de stoel is die lui is.

Bij een sportief en min of meer getraind iemand is 'bek af' iets heel anders. Je weet dan, dat je het oranje gebied van de steady state hebt verlaten en dat er een (rode) toestand is ingetreden die nog veel vervelender is dan dat zeurende, verwende kreng beneden je. Je weet ook dat het nog wel even kan gaan duren, dat 'bek af' zijn. Je krijgt visioenen van heerlijke zachte bedden die naast het parcours zouden moeten staan, waar je elk moment op zou willen neer vallen. Of, nog liever, lekkere zachte gespreide armen van een schoon en lieftallig vrouwspersoon, waar je je in zou willen kunnen storten. Of als dan het echt niet anders kan, dan maar die luie stoel recht voor je op je pad, waar je je amechtig hijgend in ploft, terwijl je nauwelijks verstaanbaar en piepend toegeeft dat jij lui bent en niet die stoel.

Ik hoop dat ik nog lang mag loopen en dus gecontroleerd voorover zal blijven vallen.


©2016 André Verhagen | Alle rechten voorbehouden
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin