Leo komt in het nauw

 Mag ik me even voorstellen: ik ben Leo. Voluit is mijn naam eigenlijk Leo, Lucius de Lumo.

Hoewel ik onzichtbaar ben zijn mijn soortgenoten en ik met zeer velen aanwezig op deze aarde. Wij zijn bijvoorbeeld talrijker dan alle insecten die er in de wereld bestaan. Ons aantal is hoger dan alle zandkorreltjes der woestijnen, akkers en landerijen bijeen. Het feit dat men ons niet ziet wil niet zeggen dat wij niet van belang zouden zijn. In de eerste plaats zijn we aantoonbaar aanwezig en nemen dus ruimte in. Sterker nog: we hebben zelfs een soortelijk gewicht. In de tweede plaats is onze aanwezigheid onontbeerlijk. Zonder ons, zou leven op aarde onmogelijk zijn.

Graag wil ik jullie vertellen wat ik laatst meemaakte. Een schokkend verhaal in de meest letterlijke zin. Het is mogelijk dat een aantal lezers hierbij nooit heeft stilgestaan, wat de gebeurtenis alleen maar interessanter maakt.

Ik bevond mij in de lucht vlak boven het aardoppervlak, zoals gezegd, omgeven door talrijke soortgenoten. Onder mij bevond zich een glimmend voorwerp en al gauw werd ik door onbekende krachten in de richting hiervan bewogen. Door kieren in het glimmende object, werd ik door een niet al te sterke maar toch duidelijk merkbare kracht, naar binnen gezogen. Ik kwam in een ruimte terecht waar ik een soort afgesloten koekenpan zag. Hieraan was een tuit bevestigd en ik merkte dat ik steeds harder naar deze buis toe getrokken werd, naarmate ik er dichter bij in de buurt kwam. Op een gegeven ogenblik was er geen houden meer aan en floepte ik zo naar binnen, waarna ik met een smak tegen een wand terecht kwam. Gelukkig was die zacht en vol openingen, waar ik gemakkelijk doorheen paste. Dat gold niet voor allerlei veel grotere stofdeeltjes die klagend en jammerend in de koekenpan achterbleven.

Ondertussen zette ik dus mijn reis voort en ging ik met mijn soortgenoten door een labyrint van gangen, waarbij de snelheid ondertussen steeds hoger werd. We kregen het er warm van, maar dat zou later nog stukken erger worden. Blijkbaar waren we min of meer vrij om te kiezen welke zijgang we wilden nemen, maar we moesten wel allemaal geduldig onze beurt afwachten. Het was dus dringen geblazen.

Plotseling ging het allemaal heel snel. Terwijl we ons in een zijgang bevonden, ging er een piepklein deurtje open en kwamen er een heleboel, voor ons onbekende, vreemdelingen naar binnen gerold. Het was al een drukte van jewelste, maar nu moesten deze rare lui er ook nog bij. We hadden geen keus dan deze rare snuiters tussen ons in te dulden. Binnen de kortste keren was het dus letterlijk een gemengd gezelschap. Over snuiters gesproken: die vreemde gasten hadden een geur over zich. Niet te harden gewoon.

We waren nog maar net van de schok van de onverwachte indringers bekomen, of er gingen even verderop twee ronde deuren open. Opnieuw, zonder dat we er invloed op hadden, werden we met kracht naar binnen gezogen, samen met die stinkers. We duikelden in vliegende vaart een ruimte in als een perfect cirkelvormige kathedraal met een koepelvormig dak. In dat zelfde gewelf zaten de deuren waardoor we zojuist naar binnen geduikeld waren. Die deuren waren zich nu aan het sluiten, dus de laatsten haastten zich naar binnen. Terwijl ik naar beneden viel zag ik dat er zich in de koepel nog een tweede stel ronde deuren bevond, die eveneens gesloten waren.

Onder ons was de kathedraalvloer in snel tempo naar beneden aan het zakken. Dat moest de reden geweest zijn dat wij als mallen naar binnen gesleurd waren. Dat zakken van de zwartgeblakerde vloer was echter snel tot een eind gekomen en plotseling bewoog hij zich alweer omhoog. Het baarde mij zorgen want we waren met velen en we kwamen in deze kleiner wordende ruimte steeds dichter op elkaar te zitten, totdat de stank praktisch niet meer uit te houden was. Het was een buitengewoon gespannen en explosieve situatie.

Toen het er naar uitzag dat het einde van de wereld naderde, gebeurde er iets wat niemand in deze ruimte verwacht had. Boven in de koepel waren niet alleen vier gesloten ronde deuren. Er was ook een plaats waar opeens, toen iedereen maximaal tegen elkaar aangedrukt hing, een felle lichtflits ontstond. Deze bliksem was van zo een ongelooflijke intensiteit, dat het hele gemengde gezelschap zich een rolberoerte schrok. Niemand dacht nog aan de kathedraal. Niemand dacht nog aan de stank. Niemand was op zoek naar de uitgang van deze vreemde plaats. Het enige wat eenieder bezig hield was de vraag: wat overkomt mij nu? Misschien tegelijkertijd denkend: is dit mijn einde?

Als in een reflex greep iedereen de ander beet. Het was een kettingreactie met maar één gemeenschappelijke deler: expansie. Iedereen was in paniek. Een ieder was ook beschadigd en bezig te veranderen. Maar een ding was overduidelijk: in dit hele proces was meer ruimte nodig. Allemaal strekten we ons maximaal uit. Het kon dus niet anders of de vloer werd met een ontzagwekkende kracht naar beneden geduwd. De lichtflits in de koepel had ervoor gezorgd dat ons hele gezelschap letterlijk in vuur en vlam was gezet. Essentieel daarbij was, dat we elkaar bij dit proces nodig hadden. De vuurbol die wij hadden veroorzaakt, had dus de vloer van de kathedraal naar beneden gedwongen.

Even snel als alles in vuur en vlam was gezet, was alles ook weer afgelopen. Door de ruimte die er ontstaan was, rezen de geblakerde broeders weer naar boven. De vloer had zich alweer verheven en er dreigde opnieuw eenzelfde gespannen situatie te ontstaan, als even daarvoor. Een toestand die we nu echt niet konden gebruiken, want we waren verward, versuft en veranderd. Gelukkig werd een ramp voorkomen doordat de twee deuren in de koepel, die tot nu toe gesloten waren geweest, zich openden. Zodoende tuimelde iedereen beurs gebutst naar buiten. Zoals het moment voordat we de kathedraal waren binnen gekomen, kwamen we nu opnieuw in een labyrint, terwijl de twee ronde deuren zich met een klap achter ons sloten. Via een korte bocht kwamen we in een langere gang waar we even verderop een soortgelijk gezelschap deze tunnel in zagen tuimelen. De typische stank was verdwenen door alles wat zich in de kathedraal afgespeeld had. Daarvoor in de plaats was een andere geur gekomen. Evenmin een prettige sensatie. Misschien was het nog wel erger dan voorheen. Toen iedereen zich eindelijk door de lange gang met allerlei metalen obstakels naar buiten had begeven, leek de wereld te zijn veranderd. Wij waren niet meer wie we voorheen waren en die stinkers zagen er ook heel anders uit. Eigenlijk was iedereen onherkenbaar. Het is misschien vreemd om te zeggen, maar het leek wel of we in elkaar opgegaan waren en samen een nieuwe eenheid vormden. Ik was dus ook niet meer Leo Lucius Lumo. Wat of wie ik wel was weet ik niet. Gelukkig waren mijn voormalige soortgenoten zo talrijk dat zij ons, nieuwe schepsels, glansrijk overvleugelden in aantal. Toch kwamen er achter ons nog een heleboel getransformeerden de donkere tunnel uitrollen. Al met al werd de omgeving er zeker niet beter op. Al trok de nare lucht wel weer wat weg na verloop van tijd, het was een vervelende gedachte. Je kon je maar moeilijk aan het idee onttrekken: wanneer zou deze 'verdunning' niet meer lukken?

Rest nog een vraag: was het bovengenoemde voorval een op zichzelf staande gebeurtenis? Helaas niet. Het was er slechts een uit een reeks van velen. Heel erg veel. Dit was de korte beschrijving van datgene wat zich in een verbrandingsmotor afspeelt. Elke seconde herhaalde dit proces zich duizenden keren. Het is bijna niet te becijferen hoeveel keer dat in een uur is. Om maar te zwijgen van een autorit van een dag of langer. Dat gebeurt dan weer in vele miljoenen auto's, alleen al in Nederland. Wereldwijd gaat het natuurlijk om duizelingwekkende honderden miljoenen auto's.

Tel uit je verlies..(aan luchtkwaliteit)

©2016 André Verhagen | Alle rechten voorbehouden
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin